Paneel 2: Ondergedoken

📜Het verhaal achter paneel 2: Onderduiken in Rossum, het verhaal van de familie Polak

Op deze pagina lees je het verhaal achter Paneel 2: Ondergedoken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest de Joodse familie Polak onderduiken om aan deportatie te ontkomen. In 1942 vonden zij onderdak bij de familie Ernst in Rossum.
Twee jaar en zeven maanden leefden zij in angst, verborgen op zolder en in een schuilplaats onder de serre. Eind 1944 werd het nog gevaarlijker toen een Duitse officier
in het huis werd ingekwartierd, waardoor de onderduikers tijdelijk in een kippenschuur moesten overleven. Dankzij de hulp van moedige inwoners en de illegaliteit wisten
ze de oorlog te overleven.

Op 2 april 1945, na jaren van onzekerheid, werd Rossum bevrijd. Dit paneel vertelt het aangrijpende verhaal van hoop, overleven en de onmisbare hulp die de familie Polak kreeg.

“Dat was een afschuwelijke tijd. Je kon net rechtop staan en zat boven op elkaar, met in de hoek een tonnetje om als wc te gebruiken. Er liepen ratten, er scharrelde een varken rond en de duiven vlogen af en aan. We konden niet naar buiten, het was verschrikkelijk.” Zo beschrijft Leny Polak in een interview haar gevoelens en belevenissen. Het was kerstmis 1944 en met hun vieren zaten zij tijdens hun onderduikperiode in Rossum tijdelijk en noodgedwongen in een kippenschuur.

Hoe was het zover gekomen?
Het nazi-Duitsland van Adolf Hitler was in 1939 begonnen landen in te lijven of te veroveren. Op 10 mei 1940 werden Nederland en een aantal andere Europese landen aangevallen en bezet. De spanning in de wereld liep op. De Japanse Keizerlijke Marine viel op 7 december 1941 de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor aan. Deze aanval kwam als een grote schok voor het Amerikaanse volk en leidde rechtstreeks tot de Amerikaanse betrokkenheid bij de Tweede Wereldoorlog, zowel in de Stille Oceaan als in Europa. De volgende dag verklaarden de Verenigde Staten de oorlog aan Japan. De Tweede Wereldoorlog was een feit.

In Nederland groeiden de afkeer van en de weerstand tegen de bezetter. De Duitsers namen steeds meer het roer in handen en hadden het daarbij vooral op de Joden gemunt. Een eerste maatregel voor hen was het dragen van de gehate gele Jodenster. Maar daar bleef het niet bij, want vanaf eind februari 1941 werd systematisch begonnen met de deportatie en vernietiging van deze bevolkingsgroep. Eerst moest men zich verzamelen of werd men opgepakt. Dan volgde het transport naar Westerbork en van daaruit naar de verschillende vernietigingskampen. We kennen allemaal de verschrikkelijke gevolgen.

De families Polak
In Amsterdam woonden in die periode de families Polak. In dit verhaal betreft het twee broers, die beiden handelsreizigers waren. Hun vrouwen waren zussen en beiden hadden één kind. Het ging om de familie Joop en Bep Polak met hun dochter Leny, en de familie Philip en Clara Polak met hun zoon Wim. Deze twee families waren beide niet-religieus Joods, maar hielden de Joodse gebruiken en tradities in ere.

Links, Joop en Bep Polak1. Midden, Leny en Sieb Miedema1. Rechts, Wim Polak in 19452.

Wel of niet onderduiken?

Het was in de zomer van 1942. Het werd steeds moeilijker voor de Joodse bevolking om een gewoon leven te leiden. Naast het zichtbaar dragen van een gele Jodenster mocht men alleen naar speciale winkels, waren cafés en bioscopen verboden en was er voor de kinderen geen plaats meer op de scholen. Het risico bestond om opgepakt te worden en op transport te worden gesteld naar een onbekende bestemming met een ongewisse toekomst.

De vraag die onherroepelijk kwam, was:
“Zullen we onderduiken of blijven we hier en hopen dat het goed afloopt?”
Waarbij direct ook de vraag rees of onderduiken financieel haalbaar was. Er waren al handelaren die adressen verkochten om onder te duiken. De ouders van Wim besloten in Amsterdam te blijven. Hun zoon Wim was solidair met hen en bleef ook.

Het gezin van Joop Polak had wel wat spaargeld. De oorlog zou toch niet meer zo lang duren, dachten ze, en zij verdwenen van de ene op de andere dag uit Amsterdam. Wel bleven ze ingeschreven in het bevolkingsregister, om zo aanspraak te kunnen maken op de broodnodige voedselbonnen. Kennissen uit de illegaliteit zorgden ervoor dat zij die kregen. Alles lieten ze achter; alleen waardevolle spullen brachten ze onder bij niet-Joodse kennissen.

Volgens dochter Leny, geboren in 1926, was het op 21 september 1942 dat ze hun huis verlieten, met slechts een kleine koffer. De Jodenster ging af; zij namen het risico. De familie reisde per trein oostwaarts. Vader reisde apart, moeder ging zonder persoonsbewijs, en Leny reisde met een persoonsbewijs van Jopie van ’t Kruijs, een kennis van de familie op wie ze absoluut niet leek.

Joop kwam als handelsreiziger regelmatig over de vloer bij Co en Cor Vermeij. Zij hadden een winkeltje in de Carillonstraat, een zijstraat van de Rijnstraat. Het was daar dat Jopie naar binnen werd geroepen bij haar tante en oom en werd gevraagd om haar persoonsbewijs tijdelijk af te staan aan Leny, die ze nauwelijks kende.

Onderduiken in buitengebied van Rossum

Het plan was om onder te duiken in een huis in het buitengebied van het dorp Rossum in Overijssel. Via een zakenrelatie was Joop aan dit adres gekomen. Het betrof een vrijstaand, aan een zandweg gelegen, statig woonhuis, sinds 1941 eigendom van de familie Tasche uit Hengelo.

Het huis stond ook bekend als ’n Triller, genoemd naar de vorige bewoner, aannemer Andries Triller, die gehuwd was met Grietje Ernst en het rond 1933 bouwde.

Op dat moment woonde daar de familie Ernst, bestaande uit vader Frans, moeder Mina en de kinderen Arnold (19 jaar), Gerard (16 jaar) en dochter Maaike (11 jaar). Frans Ernst was een zwager van Triller. Deze Nederlands Hervormde familie, oorspronkelijk afkomstig van buiten Oost-Twente, woonde hier omdat de huur in de stad Oldenzaal te hoog werd. De familie bemoeide zich weinig met de omgeving.

De winkel van Co en Cor Vermeij in Amsterdam.2

Wim Polak – De keuze om onder te duiken

Wim, zoon van Philip en Clara Polak, geboren op 14 september 1924, had in 1941 de HBS-A afgerond en wilde economie studeren. Echter, een boycot van Joodse studenten verhinderde dit.

Op advies van een docent stond hij in die tijd, alleen in naam, ingeschreven als bontwerker bij het bedrijf van een vriend van zijn vader. Dit bood hem bescherming tegen een mogelijke deportatie. Het stond ook op zijn persoonsbewijs.

Op 2 oktober 1942 werd vader Philip Polak opgepakt in het westelijk havengebied, waar hij verplicht tewerkgesteld was. Op diezelfde avond werden ook moeder Clara en Wim thuis opgepakt en overgebracht naar het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst.

Wim kwam door zijn bijzondere werkvergunning vrij, maar zijn ouders werden op transport gesteld naar Westerbork. Hij zag ze nooit meer terug. Na de oorlog heeft hij nog lang hoop gehouden, maar tevergeefs. Zijn ouders waren toen 42 en 44 jaar oud en werden in Auschwitz vermoord.

Het overgrote deel van zijn familie onderging hetzelfde lot. Besef wel:

  • Van de 140.000 Joden in Nederland zijn er ruim 100.000 vermoord.
  • Zo’n 25.000 Joden hebben ondergedoken gezeten.
  • Van hen heeft ongeveer twee derde het overleefd.
  • De rest werd alsnog opgepakt en overleefde de oorlog niet.

De onderduik van Wim Polak

Uiteindelijk besloot ook Wim onder te duiken. Begin november 1942 werd hij op een avond rond 19.00 uur opgehaald bij zijn oma in Amsterdam door een onbekende man uit de provincie met een pet op. Dit bleek Frans Ernst te zijn.

Zijn oma tornde de ster van zijn jas, nam emotioneel afscheid, en na zes uur reizen per trein naar Oldenzaal liepen zij naar het onderduikadres.

Hij verbleef vanaf begin november 1942 in het huis in Rossum nr. 1, nu gelegen aan de Tiethofweg. Naast de vijf bewoners woonden er vanaf dat moment ook vier Joodse onderduikers.

Hun bevrijding kwam pas 2 jaar en 7 maanden later, op 2 april 1945.

Met de onderduik nam de familie Ernst een zeer groot risico. Uiterste voorzichtigheid was geboden.

Uit latere interviews blijkt dat de ouders Ernst afstandelijk waren en vooral mevrouw Ernst niet zo aardig was. Ideële motieven waren er blijkbaar niet. Waarschijnlijk konden zij, omdat vader Frans Ernst werkloos was, de extra inkomsten goed gebruiken.

Het schijnt dat de familie Polak een behoorlijke vergoeding betaalde en, toen de oorlog maar voortduurde, zij een schikking troffen met de familie Ernst.

De plek in 2020 (Topotijdreis). En in 1945.

Het huis in Rossum

Het huis aan de Tiethofweg 10 was robuust gebouwd. Op het erf stonden een schuur en een kippenhok en verder was er een boomgaard. Achter het huis lagen stroken dennenbossen, landbouwgrond, weiland en zelfs wat heide.

In het huis was er beneden aan de voorzijde een woonkamer met een kachel, daarachter een afgesloten serre, een hal met trap, een kelder en een kleine slaapkamer voor gasten. Aan de achterzijde bevonden zich de keuken met fornuis en een toilet.

Er was elektriciteit, maar geen stromend water. Dit kwam uit de pomp in de keuken.

De voorzijde van de woning toen.3

De indeling van het huis

Op de 1e verdieping bevonden zich vier slaapkamers:

  • Aan de voorzijde lag de verblijfkamer van Joop en Bep Polak, waar een kolenkachel stond.
  • Naast deze verblijfkamer lag hun kleine slaapkamer, alleen bereikbaar vanuit de verblijfkamer.
  • Aan de achterzijde sliepen vader en moeder Ernst in hun slaapkamer.
  • Dochter Leny Polak sliep samen met Maaike Ernst in de andere slaapkamer.

Deze laatste kamer had een deur naar buiten met een klein platje, waar in de oorlog een foto is gemaakt met Wim Polak.

De achterzijde met het platje.3

Op de ruime open zolder met schuine wanden, waar een vaste trap naartoe leidde, sliepen Wim Polak en de broers Gerard en Arnold Ernst. Hier zat ook een dakkapel, van waaruit men uitkeek op de zandweg met fietspad aan de voorzijde.

Dagelijks leven in onderduik

Wim Polak verbleef nagenoeg de gehele dag op zolder om, met het aanwezige daglicht, te lezen en te studeren.

Wim Polak op het platje.2

Gerard Ernst werd gedurende een deel van de periode dat de familie Polak ondergedoken zat, opgeroepen voor de Arbeitseinsatz. Hij moest wel gaan, om het risico te vermijden dat de Duitsers op bezoek zouden komen. Het is een wonder dat de familie nooit is verraden, al was het af en toe best spannend.

Sinds de komst van de vier onderduikers moest bijvoorbeeld van de ene op de andere dag de hoeveelheid etenswaren bijna worden verdubbeld.

Er is nooit honger geleden, want op het platteland was er altijd wel wat voorradig, al was er geen overvloed.

Voedsel en hulp

  • Er werden veel slechte veenaardappelen gegeten met daarbij rode- en witte kool, sperzie- en snijbonen, en bieten, zoveel mogelijk uit eigen tuin.
  • In de schuur werd een varken vetgemest.
  • Voor brood waren voedselbonnen nodig, die regelmatig vanuit Amsterdam werden gebracht.
  • De buurman, Olde Dubbelink (de Klumper), woonde ten noordwesten van hen, op wat nu de Klumpersdijk is.

Olde Dubbelink leverde uit eigen beweging, zonder vragen te stellen, dagelijks een extra portie melk.

Het dagelijkse leven

Het dagelijkse leven met negen personen in het huis was niet gemakkelijk. Men moest altijd op de hoede zijn.

De familie Polak kwam alleen beneden als alles veilig was, om eten te halen, zich te wassen en naar de wc te gaan. Ook werd er stiekem naar de Engelse radio van Frans Ernst geluisterd.

“Moed en vertrouwen,” riep Radio Oranje, maar er kwam maar geen vrede. De oorlog duurde maar voort.

Verstopt en voorzichtig

De gehele dag was men binnen. Alleen als het donker was of het koren hoog stond, kon men heel even naar buiten.

De verveling sloeg vaak toe, wat leidde tot spanningen en irritaties.

  • Bep Polak hielp mee in de huishouding, was bedreven in het maken en verstellen van kleding en had haar breiwerk.
  • Leny Polak hielp waar mogelijk.
  • Joop Polak, die zich ernstig zorgen maakte, had het moeilijk met nietsdoen. Hij zat vaak voor het raam aan de voorzijde, keek uit over de zandweg en klopte melk tot boter.
  • Een vast ijkpunt was de zoon van Olde Dubbelink, die dagelijks passeerde.
  • Leny en Wim bleven optimistisch, waarschijnlijk door hun jeugdigheid.
  • Wim Polak las en studeerde zoveel mogelijk en fungeerde als een soort schoolmeester voor Leny.

Onderwijs en mentale steun

Dochter Maaike Ernst haalde leesboeken uit de bibliotheek van Oldenzaal.

Vanuit Amsterdam werden, samen met de voedselbonnen, ook studieboeken gebracht.

Na de oorlog verwoordde Wim Polak het in zijn herinneringen als volgt:

“Al die jaren was er nooit een minuut van de dag of nacht dat je aan elkaar zou kunnen ontkomen, dat je elkaar niet zag. Aan mensen die je voor de oorlog nog nooit had ontmoet en wellicht nooit zou ontmoeten als de oorlog er niet was geweest. Kun je je, als je geen pijn hebt, voorstellen wat het is om wel pijn te voelen? Kun je, als je geen verdriet hebt, meevoelen wat het betekent om wel verdriet te hebben? Ik denk dat dat heel moeilijk is.”

Spanningen in het huis

De kinderen Ernst hadden vaak conflicten met hun ouders, vooral over hoe ze zich opstelden tegenover de onderduikers.

  • Leny kon het goed vinden met Maaike, maar niet met Arnold.
  • Altijd moest men voorzichtig zijn, want de angst om verraden te worden was groot.

Als er bezoek kwam, had Maaike de taak om via een lichtknop beneden de lamp boven te laten branden. Dan moest iedereen muisstil zijn, geen enkele beweging was geoorloofd.

Het lichtknopje is bewaard gebleven.

Doodsangst en overleven

De bewoners en onderduikers wisten dat ontdekking hun dood zou betekenen. De nazi’s kenden geen pardon.

  • Er was vreugde bij de invasie in Normandië in juni 1944.
  • Er was grote teleurstelling bij het mislukken van operatie Market Garden in september 1944.

De tijd werd ingevuld met een strak schema van taken, spelletjes en gymnastiekoefeningen.

Ondanks de omstandigheden werd er ook gelachen:

  • Gerard Ernst zette eens een met stro opgevulde overall op het toilet, waardoor iedereen die de deur opende zich wezenloos schrok.

Elke week werden er een paar emmers heet water naar boven gesleept voor een bad in een teil.

  • Leny ging als eerste, vader Joop als laatste.

Voedsel en veiligheid

Jopie van ’t Kruijs.2

Voedselbonnen werden via de illegaliteit uit Amsterdam geleverd of door vader Ernst opgehaald.

Eén van de contactpersonen was Jopie van ’t Kruijs, het meisje van wie Leny tijdelijk haar persoonskaart had geleend.

Als er gevaar dreigde, hadden de Polaks een uitgegraven schuilruimte onder de vloer van de serre.

  • Hier verbleven ze vele nachten in het pikkedonker.
  • Joop Polak kreeg claustrofobische aanvallen.
  • Een luik, bedekt met een vloerkleed, gaf toegang tot de schuilplek.

Het deksel van dit luik is bewaard gebleven en staat nu op zolder als een opmerkelijk aandenken aan deze bewogen periode.

Het luik in de serre.3

August Leisler en de gevaarlijke winter van 1944

Eind 1944 werd het nog spannender. De Duitse officier August Leisler was op zoek naar een onderkomen, ergens buitenaf, waar hij zo min mogelijk last had van zijn superieuren.

Zijn oog viel op het degelijk gebouwde huis van de familie Ernst, en hij nam zijn intrek in de woonkamer aan de voorzijde.

Leisler liet duidelijk weten een grondige hekel aan Joden te hebben. De familie durfde niets te zeggen en hield zich angstig stil.

August Leisler was een fanatieke nazi, die na de oorlog ter dood werd veroordeeld.

Voor de onderduikers was dit een rampzalige ontwikkeling. Zij konden niet langer in het huis blijven, zelfs niet onder de vloer in de serre.

Achter het huis, in de kippenschuur waar Frans Ernst stiekem duiven hield en een varken werd vetgemest, werd achter een barrière van stro een hol gegraven.

Hier verbleven de vier onderduikers een deel van de winter 1944-’45.

Kerst tussen het stro en de ratten

De meest erbarmelijke Kerst werd hier doorgebracht:

  • Geen verwarming
  • Slapen op stro
  • Een ton als wc
  • Een knorrend varken
  • Ratten die rondkropen

Gelukkig bleef Leisler maar enkele weken.

Toch had zijn aanwezigheid ook een onverwacht voordeel.

Op een avond stonden Nederlandse nazi-aanhangers voor de deur om het huis te doorzoeken.

  • Arnold Ernst haalde Leisler erbij.
  • De officier had geen respect voor deze dienstkloppers.
  • Hij gaf de voorste een klap en joeg hen weg.

Maar de onrust bleef.

Angst voor razzia’s en luchtaanvallen

De Duitsers voelden hun naderende nederlaag.

  • Duizenden Engelse en Amerikaanse vliegtuigen vlogen over op weg naar Duitsland.
  • Fabrieken en steden werden gebombardeerd.
  • Neergeschoten geallieerde vliegtuigen zorgden voor zoektochten naar bemanningsleden.

De Duitsers hadden werkvolk nodig om hun oorlogstuig te maken.

Willekeurige huiszoekingen waren een constant gevaar.

Gelukkig is het huis van de familie Ernst nooit doorzocht.

Maar op een nacht werd de situatie zo gevaarlijk dat de familie Ernst de onderduikers het huis uit wilde hebben.

“We sliepen in een greppel. Uit solidariteit gingen de jongens Ernst mee.” – Leny Polak


Een verboden liefde

Jopie van ’t Kruijs bracht regelmatig voedselbonnen.

Ze kwam uit een sociaaldemocratisch arbeidersgezin, was lid van de AJC en had Joodse kennissen.

Tijdens haar treinreizen naar Rossum bracht ze niet alleen voedselbonnen, maar ook post en studiemateriaal voor de onderduikers.

In de zomer van 1943 kwam ze voor de eerste keer in Rossum.

Wim Polak en Jopie van ’t Kruijs werden verliefd.

Ze fantaseerden over hun toekomst samen.

Er ontstond een geheime briefwisseling, waarbij Arnold en Maaike Ernst via een postbus in Oldenzaal brieven ophaalden.

Toen dit werd ontdekt, ontstond er een hevige ruzie:

  • Joop, Bep en Frans Ernst waren woedend.
  • Ernst dreigde de familie Polak op straat te zetten.
  • Wim smeekte om vergiffenis.

Later hadden ze weer schriftelijk contact.

Verborgen nachten samen

In een interview in 1996 vertelde Jopie openhartig:

“Als ik een aantal dagen in Rossum verbleef, sliep Wim bij mij in het gastenkamertje beneden.”

De derde trede van de trap kraakte, dus moest hij voorzichtig zijn.

  • Alleen Arnold wist van hun geheime ontmoetingen.
  • Jopie’s ouders waren vrijdenkend en gaven haar voorbehoedsmiddelen.

Maar in de laatste maanden van de oorlog werd reizen onmogelijk.

  • De IJssel kon niet meer worden overgestoken.
  • Voedselbonnen bleven uit.

De familie Ernst moest aankloppen bij buren voor voedsel.

  • Niemand stelde vragen, maar ze werden geholpen.
  • Het distributiekantoor in Lemselo speelde hierin een belangrijke rol.

Engelse tanks op de markt in Oldenzaal.

De bevrijding op 2 april 1945

“Vanuit de 1e verdieping konden we de brandende Duitse steden als een rode gloed aan de horizon zien.”

Na de landing in Normandië, de mislukking van Market Garden en de nederlagen van de Duitsers in Rusland, voelde iedereen dat de bevrijding nabij was.

Maar wanneer?

In maart 1945 staken de geallieerden voor de tweede keer de Rijn over.

  • Amerikaanse, Poolse, Canadese, Franse en Engelse troepen rukten op naar het noordoosten.
  • Zelfs een bataljon Belgische parachutisten was erbij.
  • De Russen vielen Duitsland binnen vanuit het oosten.

Op 1 april 1945 werd Enschede bevrijd.

De spanning in het huis steeg met de minuut.

Geallieerden in de Spoorstraat.

Op 2 april 1945 ging Maaike Ernst met haar vader naar Oldenzaal.

  • Ze zagen de tanks van de Engelsen door de straten denderen.
  • Vader stuurde haar snel naar huis om het heuglijke nieuws te brengen.

Maar de dreiging was nog niet voorbij.

  • Overal zwierven vluchtende Duitsers met een kort lontje.
  • Verzetsman Gerard Wolbers werd op 2 april doodgeschoten in de buurt van het huis.

Toen de bevrijding eindelijk kwam, was de ontlading groot.

  • Na 2 jaar en 7 maanden konden de onderduikers eindelijk vrij naar buiten.
  • Ze gingen samen naar de stad en zagen de Engelse tankbemanning sigaretten uitdelen.

Wat een euforie!

De bezetting was voorbij, maar het besef van wat er werkelijk was gebeurd, zou pas later doordringen.

Tanks in de Bisschopstraat in Oldenzaal.

Een nieuwe tijd

De familie Polak kon nog niet direct terug naar Amsterdam, omdat dit deel van Nederland pas een maand later werd bevrijd.

Ook was het wegennet een puinhoop.

Wim en Leny zoeken hun weg

  • Wim Polak vertrok direct na de bevrijding naar Enschede om werk te zoeken.
    • Hij werd vertaler bij de Twentse editie van De Waarheid.
  • Leny Polak zocht ook een baan en ging als vrijwilligster aan de slag bij het Rode Kruis in Oldenzaal.

Pas begin juni 1945 kon de familie terug naar Amsterdam.

Collega’s van Leny brachten hen per ambulance terug naar de hoofdstad.

Wim ging direct naar Jopie.

  • Daar ontmoette hij voor het eerst haar vader.
  • Haar moeder was enkele weken eerder overleden.
  • Hij is er nooit meer weggegaan.

Studie en liefde voor Leny

Leny wilde direct haar school weer oppakken.

  • Ze had immers met Wim de leerstof doorgenomen tijdens de onderduik.
  • Maar de schooldirecteur gaf geen toestemming en vond dat ze het jaar moest overdoen.
  • Tot haar grote teleurstelling moest ze dus een extra jaar wachten op haar examen.

Uiteindelijk haalde ze haar diploma en wilde ze gaan werken.

Haar moeder stond erop dat ze ging studeren, en het werd een studie economie.

Tijdens haar studie ontmoette ze Sieb Miedema, een niet-Joodse man.

  • Dit veroorzaakte problemen in zowel de Joodse als gereformeerde familie.
  • Maar de liefde overwon en ze trouwden.
  • Ze kregen drie kinderen.

Leny werkte onder andere bij:

  • Het CBS
  • Novib
  • Cebemo (tot haar pensioen)

De familie Miedema woonde enkele jaren in Ghana, waar Sieb een baan kreeg aangeboden.

Over de oorlog werd nauwelijks gesproken met hun kinderen.

Later deelde Leny steeds meer herinneringen aan de periode in Rossum.

Wim en Leny in 1947.2

Leny’s terugblik en afscheid

Leny ging nooit terug naar Rossum.

  • Emotioneel kon ze dat niet aan.
  • Wel wilde ze kennis maken met de bewoners van haar oude onderduikadres.
  • Tijdens meerdere ontmoetingen vertelde ze haar verhaal.

Tijdens de begrafenis van Wim Polak in 1999 sprak ze openhartig over haar onderduikperiode.

Leny overleed op 4 oktober 2011 in Den Haag, 85 jaar oud.

Haar dochter Miriam bezocht later nog wel Rossum.


Joop en Bep Polak: een nieuw begin

Na de oorlog probeerden Joop en Bep Polak hun leven opnieuw op te bouwen.

  • Ze keerden terug naar Amsterdam.
  • Alles wat ze hadden, waren ze kwijt.

Joop pakten zijn oude beroep als handelsreiziger weer op.

  • Hij had profijt van de Engelse taal, die hij van Wim had geleerd.
  • Na de oorlog startte hij een succesvolle groothandel in huishoudelijke artikelen en speelgoed.
  • Samen met twee zakenpartners richtte hij Bekkers, Polak & Co. op.

De pijn van de verloren familieleden was diep.

  • Velen waren opgepakt en vermoord.
  • De levensvreugde was verdwenen.
  • Er werd niet over gesproken.

Pas met de geboorte van hun kleinkinderen keerde blijdschap terug in hun leven.

Duitsers bleven ‘moffen’

Joop en Bep spraken nauwelijks over de oorlog.

  • Pas toen de kleinkinderen groter werden, vertelden ze af en toe iets.
  • Duitsers, ongeacht hun leeftijd, bleven voor hen ‘moffen’.

Wim Polak: van onderduiker tot burgemeester

Wim hield lang hoop dat zijn ouders nog leefden.

Maar langzaam drong het besef door:

  • Zijn vader en moeder waren vermoord.
  • Ook veel andere familieleden waren omgekomen.

Dat verwerk je niet zomaar.

In 1947 trouwde Wim met Jopie.

  • Ze kregen een zoon en een dochter.
  • Wim werkte bij Het Vrije Volk.

Zijn droom om zijn studie af te maken kwam nooit uit.

Zijn carrière bij de krant nam hem volledig in beslag.

Hij voelde zich helemaal journalist.

Toch rolde hij toevallig de politiek in.

  • Zijn partij was de SDAP, later de PvdA.
  • Hij werd wethouder van financiën in Amsterdam.
  • Van 1977 tot 1983 was hij burgemeester van Amsterdam.
  • Later werd hij lid van de Raad van State.

Wim Polak als burgemeester.

Een blijvende band

Wim en Leny Polak hielden als neef en nicht altijd contact.

Ook bleef er contact met de kinderen van de familie Ernst.

Wim besefte dat hij zonder hen de oorlog waarschijnlijk niet had overleefd.

Tijdens een lezing noemde Wim Polak ooit Maaike Ernst – die op dat moment in het publiek zat – zijn reddende engel.

Als 11-jarig meisje had zij zich altijd stil moeten houden, boodschappen voor hen gedaan, brieven gepost en boeken meegenomen uit de bibliotheek.

Wim Polak overleed in 1999 op 75-jarige leeftijd.


Het huis met een bijzondere geschiedenis

Toen Nel en Albert Reuver eind vorige eeuw hun huis in Rossum kochten, beseften zij pas echt de historische en bewogen geschiedenis ervan.

Zij legden contact met de familie Polak, wat leidde tot bijzondere ontmoetingen.

  • Verschillende familieleden bezochten Rossum.
  • Er volgden tegenbezoeken aan Amsterdam en Den Haag.
  • Jopie Polak kwam zelfs twee keer terug naar Rossum.

Tijdens deze bezoeken werden veel verhalen verteld en vastgelegd, zodat de geschiedenis niet verloren zou gaan.

Dankzij deze ontmoetingen kon dit verhaal worden gepubliceerd.


Dankbetuiging

De gevelsteen.4

Ik ben veel dank verschuldigd aan Nel en Albert Reuver.

Met hen voerde ik waardevolle gesprekken over de onderduikers en de geschiedenis van hun huis.

Ook mocht ik een rondgang door hun huis maken.

  • De eerste verdieping en zolder hebben nog steeds dezelfde indeling als in de oorlogsjaren.
  • Dit maakte diepe indruk op mij.

Daarnaast dank ik Miriam Miedema, Carla Polak en Menno Polak.

  • Zij keken kritisch naar dit verhaal en droegen bij aan de juiste invulling.
  • Dankzij hun toestemming kon dit verhaal gepubliceerd worden.

Auteur: Bert Wolbert, Oldenzaal


Bronnen

  • Gesprekken met Nel en Albert Reuver en de documentatie die ik mocht inzien.
  • Boek: ‘Wim Polak, Amsterdammer en sociaal-democraat’ (2003) – bevat het verhaal van Leny Polak.
  • ‘Herinneringen van een onderduiker in Twente’ – W. Polak uit het personeelsblad van de Raad van State.
  • Het tijdschrift ‘Ons Amsterdam’.
  • Interview met Johanna Charlotte (Jopie) van ’t Kruijs (1996) over haar huwelijk met een Joodse onderduiker, door Jolande Withuis.
  • Foto’s van:
    1. Miriam Miedema
    2. Menno Polak
    3. Nel Reuver
    4. Bert Wolbert
  • Foto’s Oldenzaal – Luchtvaartmuseum Twente en Jan Verhaag.
  • Wikipedia: Wim Polak.

Ga terug naar hoofdpagina Herdenkingspanelen | 80 jaar bevrijding Rossum